31 juli 2020
Maarten Biesheuvel is mijn favoriete Nederlandse schrijver.
Kans op nieuwe verhalen was er de laatste jaren niet meer,
maar stiekem ben ik blijven hopen. Nu hij is overleden,
moet ik weer denken aan de leesclub waar ik eens te gast
was voor hun jaarlijkse traditie: een diner bij een van de
leden thuis met een auteur wiens boek ze hadden
besproken. Na afloop mocht ik bepalen wat de leesclub de
volgende keer zou gaan lezen. ‘Verhalen van Biesheuvel!’
riep ik uit, waarna de gezichten betrokken. Biesheuvel, dat
was toch iets uit de jaren zeventig? Nee, natuurlijk is
Biesheuvel niet iets uit de jaren zeventig. Het werk van
Kafka, Hrabal of Boelgakov is toch ook niet tijdgebonden?
Biesheuvels verhalen zijn origineel, humoristisch en vol
troostende wijsheid. Kom daar maar eens om bij de
Nederlandse schrijvers die tegenwoordig goed worden
gevonden.
Eenmaal heb ik mijn idool gesproken, op een feestje bij de
uitgeverij waar we toen allebei publiceerden. Hij gaf me
een tip: in mijn teksten moest ik aaien en slaan, aaien en
slaan. Het ene moment gun je je lezers een bevrijdende
lach, het andere moment verkoop je ze met woorden een
dreun.
Wat een rijkdom dat we in ons taalgebied een Maarten
Biesheuvel hebben gehad. (foto archief ANP)