12 augustus 2020
In de zomer van 2000 ben ik in Minsk geweest. Wit-
Rusland was toen moeilijk toegankelijk, het was een
buitenkans er een paar dagen te kunnen rondkijken. Mijn
reisgezelschap bestond uit honderd Europese schrijvers
die zes weken per trein door Europa toerden, een groots
project dat was georganiseerd door de Literaturwerkstatt
uit Berlijn. Serge Van Duijnhoven
en ik waren de Nederlandse vertegenwoordigers.
Het centrum van Minsk kwam onnatuurlijk leeg en schoon
op me over. Ik herinner me de lichtgekleurde
gebouwencomplexen. Boven de straten hingen banieren
waarop iets als ‘Literatuurexpres Europa, welkom Europese
schrijvers’ stond afgedrukt, op weg naar het hotel maakte
ik er een snelle foto van. Na een ontvangst door
cultuurvertegenwoordigers was er een receptie. Dat er
alleen priklimonade uit plastic flessen werd geserveerd,
met halve bananen erbij, vond ik ontroerend.
Het gedrag van zomaar een man op straat is me het meest
bijgebleven. Toen hij leden van ons gezelschap zag lopen,
schoot hij toe en fluisterde gehaast: ‘Vertel de hele wereld
over onze gestoorde dictator.’
De gestoorde dictator zit er nog steeds. Ik had gehoopt dat
dit, precies 20 jaar later, het moment zou zijn waarop hij
zonder geweld van het toneel zou verdwijnen