12 oktober 2022
In 2008 werd de zeventigste verjaardag van Jan
Siebelink gevierd. Sinds het succes van ‘Knielen op een
bed violen’ had de schrijver ineens veel vrienden; van
Harry Mulisch tot Adri van der Heijden, van Jan Cremer
tot Freek de Jonge, ik zag ze er allemaal. Dit vage
kiekje maakte ik toen de jarige een cadeau kreeg van
een échte vriend, beeldend kunstenaar Klaas Gubbels.
Na het officiële gedeelte werd er geborreld en
genetwerkt. De man van mijn vriendin Miriam
Guensberg was er ook, Allard heet hij. Zo te zien was hij
geïmponeerd. Op een gegeven moment vroeg ik hem:
‘Wat heb jij eigenlijk gedaan vandaag?’
‘Ik?’ vroeg hij ongelovig. ‘Da’s niet zo interessant.’
‘Nou, ik vind het wel interessant.’
Na enige aarzeling – tenslotte stond hij tussen de
beroemdheden, waarvan sommigen die dag
misschien wel één alinea hadden geproduceerd en
anderen voornamelijk hun best hadden gedaan in de
publiciteit te komen – zei Allard, medisch specialist,
tegen me: ‘Ik heb drie heupen vervangen, twee knieën,
een schouder, en ik heb een baby’tje geholpen dat was
geboren met zes tenen.