LEVENSLOOP
Mariët Meester werd in Den Haag
geboren als oudste kind in een
onderwijzersgezin. Als baby
verhuisde ze met haar ouders naar
de Drentse gevangeniskolonie
Veenhuizen, waar haar vader hoofd
van de School met de Bijbel werd.
Mariët studeerde aan de Academie voor Beeldende
Kunsten Minerva in Groningen. Tijdens het
stagejaar trok ze samen met Jaap de Ruig in een
zelfgebouwd woonwagentje door Frankrijk. Ze
publiceerde het reisverslag Een spoor van
paardemest.
Na een periode
als beeldend
kunstenaar en
freelance
journalist verscheen in 1990 haar
eerste literaire boek, de roman
Sevillana. In hetzelfde jaar reisde ze
voor het eerst naar Roemenië, waar
ze contact zocht met Roma
(zigeuners). In 1991 verbleef ze
opnieuw bij Roemeense Roma, wat in 1992 leidde tot het reisboek De
stilte voor het vuur.
Meesters tweede roman heette Bokkezang
(1994) en werd later vertaald in het Russisch.
In 1997 verscheen haar roman De eerste
zonde, die zich afspeelt in het
gevangenisdorp waar ze opgroeide.
In het jaar 2000 werd ze uitgenodigd om
deel te nemen aan de Literatuurexpres, een
zesweekse treinreis van Lissabon via Sint
Petersburg naar Berlijn, met meer dan
honderd Europese auteurs als passagiers.
In 2003 verscheen de
roman De overstroming,
over een groepje mensen
dat een grote
overstroming in het
Nederlandse polderlandschap overleeft. Eind 2005 werd de roman De
volmaakte man gepubliceerd, die zich deels in Amsterdam, deels in
Veenhuizen afspeelt. Een halfjaar later werden in Sla een spijker in mijn
hart (mei 2006) al haar ervaringen met Roemeense Roma
samengebracht.
In 2009 verscheen Liefdeslied van een
reiziger, een roman over twee geliefden die
besluiten vakantie van elkaar te nemen. Erna
schreef de auteur een non-fictieboek
waarvoor ze onderzoek deed in de
Amerikaanse staat Washington. Dit boek, De
mythische oom (2012) gaat over haar oom, die
leukemie overwon dankzij een
stamceltransplantatie waarbij zijn broer – de
vader van de schrijfster – de donor was. Ze
verdiepte zich in zijn pioniersbestaan en zijn
allesoverheersende geloof. Een tweetalig
essay over de problemen die tussen de auteur en haar Amerikaanse
familie ontstonden verscheen in Asymptote Journal.
Van februari 2011 tot en met mei 2012 keerde Mariët Meester terug naar
de gevangeniskolonie Veenhuizen waar ze opgroeide. Ze ging tijdelijk in
een leegstaande pastorie wonen en interviewde een veertigtal oud-
inwoners. Aan de hand van hun herinneringen schreef ze het boek
Koloniekak. Leven in een gevangenisdorp (zesde druk 2021).
Mariët Meester nam daarna het initiatief om van de Veenhuizer pastorie
een schrijvershuis te maken, een project dat vier jaar duurde. In 2014
verscheen haar roman Hollands Siberië, waarin het huis en de
geschiedenis van het dorp een grote rol spelen. Rondom dit boek werd
de speciale website www.hollandssiberie.nl gelanceerd.
Samen met beeldend kunstenaar Jaap de Ruig woont Meester
afwisselend in Amsterdam en in een houten woonwagen in de
Nederlandse polder. Ook verblijven ze regelmatig in de Spaanse stad
Málaga, waarover in 2017 het non-fictieboek De tribune van de armen
verscheen. Met enige regelmaat publiceert de auteur essays en
opiniestukken in NRC.
Uit behoefte aan een duurzame aanpak en in lijn met de thematiek,
besloot ze haar roman Pingping (2020) uit te brengen in een oplage van
slechts duizend genummerde en gesigneerde exemplaren. Het
zorgvuldig vormgegeven boek verscheen als hardcover met stofomslag
en leeslint bij uitgeverij Caprae. Literair Nederland noemde het ‘een
klein kunstwerk’.
In 2022 kwam het tot de langverwachtte
publicatie van een memoir over de
jeugdjaren van de auteur in Veenhuizen,
Koloniekind. De levens van de inwoners en
de gedetineerden waren destijds zo
verweven, dat de kleine Mariet in een
getraliede gevangenisbus naar de
kleuterschool ging.
Voor een overzicht van de boeken, klik hier.